In de Frygische traditie is aarde het element van de rust. Toen de Frygiërs begonnen met de Bestorming van de Hemel, zag Barut, de God van de bescherming en de kristallen, om hem heen Goden in de ether wegglijden. Eerst was Barut woedend en deed hij de aarde beven, opdat hij maar niet vergeten kon worden. Maar toen verwoestte een van zijn uitbarstingen de tempel van zijn zoon Helar, God van de bomen en de bronnen. Barut opende de aarde, om voor altijd bij Helar te blijven en een gapend gat verscheen op de bodem van het Draaidal. Een zware toon echode drie uur lang door de bergen. Toen viel uit de hemel een grote en een kleine komeet, waarvan alleen de grote een zwak licht gaf. Niemand heeft de stenen horen neerkomen. Alleen merkte men toen voor het eerst dat de nachtlucht de Huisster miste. Ook de Zaaister was onvindbaar. En zo nog vele andere sterren, waarvan alleen Hori de oudste wist wat ze betekenden. Weken later vertrok een groep avonturiers naar het Draaidal, die nooit thuis terugkeerden. Niemand weet of ze nog leven. In elk geval leven ze in de harten van de geharde bergbewoners voort, want verhalen over het lot van Rodulf en zijn ploeg zijn het meest geliefd. Reddingsmissies konden geen spoor van een gat vinden, maar vertelden dat het leek alsof ze met elke stap een holle bons hoorden. Sindsdien heet het Draaidal ook wel de Gonsgeul.