Fabel van de Vlam Prose in Kairos | World Anvil
BUILD YOUR OWN WORLD Like what you see? Become the Master of your own Universe!

Fabel van de Vlam

Verteld door de oude Frygiërs; Genoteerd door Waldemar de Wijze.
Lang geleden, voordat er op Vuurduin een dorp stond, woonde er op Vuurduin maar één iemand: de kleine kluizenaar Klin Alosa. Niemand wist waar zij vandaan kwam, maar iedereen wist dat ze vanuit haar vuurtoren op het oostelijke puntje van het eiland zonder naam schepen door de verraderlijke Wuilezee gidste. Dag in, dag uit. Slechts drie keer kreeg ze in haar leven bezoek, want handelslui zaten op een strikt een schema. Piraten waren bang voor haar, omdat ze elkaar enge verhalen over Klin vertelden.   Zo ging dat, en Klin moest ontzettend oud geweest zijn. Toch stond ze op een vroege zandagmorgen weer klaar om hout bij haar vuur te gooien. Toen het vuur steeds feller begon te fonkelen en stralen zag ze dat er al een schip naderde. Het was een schip zoals Klin en iedereen uit de buurt nog nooit hadden gezien. Ten eerste was het zo groot dat je door de mist niet de hele boot kon zien. Het had masten die hoger kwamen dan de vuurtoren waar Klin inzat. Aan die masten zaten gigantische rode zeilen en op die zeilen zaten grote zwarte letters die Klin nog nooit gezien had.   Klin klom, zo goed en zo kwaad als dat ging, met haar ladder op het dak van de vuurtoren. Op het kraaiennest stond een groot mensachtig figuur met een rode huid. Klin schreeuwde met haar oude stem naar de schipper: 'Eb! Het is eb, je moet stoppen! Stop!'. Met een spreuk werd haar stem zo luid dat er golven van op de zee kwamen. Maar het schip voer stug door, en nu het dichterbij was, kon Klin zien dat er heel veel personen aan boord waren. Er waren allerlei soorten mensen aan boord, sommigen groter dan ze ze ooit gezien had en sommigen zo klein dat ze hen maar net kon zien.   Toen ze een tijdje gekeken had, zag Klin dat het een oorlogsschip was. Ze kon in de spiegeling van de opkomende zon allerlei soorten metaal zien. Harnassen, zwaarden, speren, metalen bogen, kanonnen en van de meeste dingen wist zij niet wat het waren. Apparaten met allemaal draaiende onderdelen en scherpe punten. Ze riep Kraiz, haar kaketoe en schreeuwde hem naar het vasteland met de woorden: 'Gevaar! Stuur je beste schepen!'. Maar Kraiz vloog de verkeerde kant op, naar de oorlogsschuit.   Klin schreeuwde iets, maar niemand kon haar horen. BOEM! Een kanonschot overstemde haar, en de kogel ging recht op Kraiz af. Op het laatste moment dook Kraiz naar beneden, en ontweek zo de kogel. Toen vlogen er vele brandende pijlen op de kaketoe af en Klin keek angstig naar Kraiz die wild fladderend en krijsend elke pijl ontweek en standvastig de verkeerde kant op vloog. Ze had haar telescoop erbij gepakt en moedigde haar Kraiz juichend aan. BOEM! Een kanonskogel raakte de toren. Klin kon nog net op tijd de windvaan vastgrijpen. Het dak van de toren stond scheef, dus probeerde ze naar beneden te klimmen. Toen ze bijna beneden was kon ze niet meer verder, want de Vlam was door het kanon vrijgekomen uit zijn metalen kooi.   BOEM! Klonk het weer, en het hele dak trilde. BOEM! Nu kon Klin zich niet meer vasthouden en gleed van het schuine dak af en in het vuur. Ze voelde daar alleen niks van, en rende naar beneden alsof de dood haar op de hielen zat. En dat was zo. Ze zou de snelste sprinter van het vasteland makkelijk ingehaald hebben, maar daar had ze nu niks aan en ze dacht daar ook niet aan en BOEM! Net toen ze er bijna uit was, toen ze het likkende vuur net van haar kleren had afgerend, raakte een laatste schot de toren, en stortte het volledig in elkaar. Alsof het van papier in plaats van stevig hout was, vouwden de balken zich naar binnen om en drukte het metalen dak alles samen. Vanbuiten leek het ingestorte geheel op een hopeloze hoop hout, waar zwakjes wat rook uit kwam. Vanbinnen zat Klin nu in een soort kleioven (wonder boven wonder had geen enkele vallende balk haar geraakt), en ook was er van het vuur nog wat gloeiend hout over, toch wist ze dat ze in het donker zou stikken, samen met haar Vlam. Ze bad dat ze in de dood goed terecht moge komen.   En net toen ze haar laatste kuchende adem uitblies en haar gebed af was, woei er een enorme windhoos via de boot naar Vuurduin. Hij was zo krachtig dat alle brandende pijlen naar Kraiz ineens uitgeblazen werden. De enorme zeilen van de boot kwamen bol te staan, en het gigantische gevaarte werd met een rotvaart het Hongerige Zand op geblazen. Toen bereikte de wind het smeulende torenhoopje en blies het dakdeksel in één keer ervan af. Daaruit sprong een Vlam op, helderder dan de zon. Het droge duingras eromheen vatte meteen Vlam, en terwijl je met je ogen knipperde brandde het hele eiland. Ondertussen was de Eenschipsvloot aan het kantelen, waardoor het hoge kraaiennest steeds dichter naar de vuurzee naderde. Toen verloor het schip balans en werd het kraaiennest als een fakkel aangestoken. Het harde hout van de mast brandde langzaam maar zeker steeds verder af, als een zandloper die aftelt tot je dood.   Iedereen die het schip verliet werd door het hongerige drijfzand langzaam opgeslokt. Je kan hier alleen maar over bewegen door te rollen of langzaam te tijgeren, maar niemand aan boord wist dat. Enkelen vlogen weg, anderen probeerden te vliegen maar zaten vastgeketend. Nog steeds worden in het zand verschillende soorten botten en schedels gevonden. Alleen het galjoen is tot op de dag van vandaag spoorloos...

Zo komen Vuurduin en Schedelland aan hun namen.


This article has no secrets.

Opmerkingen

Please Login in order to comment!