2. Chapter Two
Dik twee maanden na Var’s vertrek uit Halfwater, verblijft hij in Herberg de Gnarly Meads in een plaatje in Southwood, genaam Berk. Var gebruikt alle mogelijkheden die hij heeft om meer te weten te komen over zijn ouderlijk ras, want hoewel hij opgevoed is door mensen is het duidelijk te Var een Elf is, en probeert hij waar hij maar kan kennis over magie op te doen. Hij reist van dorp naar dorp en van plaat naar plaats, maar gezien hij overal te voet heen gaat duren de reizen lang, en vaak is er op de nieuwe bestemming maar weinig kennis die voor Var relevant is.
De Gnarly Meads is een echte reizigers herberg maar momenteel is het er niet erg druk. Vanuit de straat loop je grote rechthoekige ruimte in die twee verdiepingen hoog is.
Aan de randen van de vloer zijn eet nissen gebouwd onder een vliering die fungeert als overloop voor de aangrenzende kamers die de meads verhuurt, Recht tegenover de ingang staat een grote toog, met aan de linkerkant van de bar een stel klapdeuren die naar de keuken leiden. Rechts van de bar bevindt zich de trap die toegang geeft tot de vliering met in de hoek onder de trap een deur die naar de naar de koetsiers kamers en stallen leidt. En tussen de bar en de trap in de achterwand van de gelegenheid is een deur die naar het privaat leidt.
Achter de toog leunt Sorg, de uitbater van de herberg tegen een kast die de achterwand van de toog van vloer tot vliering vult, en is uitgestald met diverse pullen, flessen, kruiken en al het andere heerlijks dat de meads te bieden heeft. Sorg geniet kennelijk goed van het leven. Hij heeft een stevige ronde buik, maar met zijn 1 meter 95 lengte en redelijk breed gebouwde lichaam dwingt hij een natuurlijk respect bij zijn klanten af .
Op de vloer voor de toog staan verspreid een tig tal tafels met stoelen van verschillend formaat voor verschillende formaten gasten van verschillende omvang van gezelschap. Behendig tussen de tafeltjes zwiert de hypnotiserende verschijning van Dahla. Met een dienblad op een hand en haar andere hand stevig op haar heup verankerd, manoeuvreert ze moeiteloos tussen de aanwezige gasten door. Dahla heeft haar donkerblonde haren in een dikke strak gevlochten vlecht opgestoken zodat ze niet in de weg hangen bij het bedienen. Haar gezicht wordt gemarkeerd met groenblauwe ogen en volle lippen van een kersenbloesem roze kleur. Ze draagt een een witte geborduurde tuniek met krul kraagjes op een donkerblauwe rok, met daaronder donkerbruine laarsjes. Haar lederen schort ondersteunde haar welgevormde buste die door het lage decolleté haar rondingen extra accentueren.
Var, die al een paar dagen in de Meads verblijft, kan uren staren naar Dahla’s verschijning.
Hij weet zeker dat Dahla persoonlijk verantwoordelijk was voor bijna de helft van de klandizie van de gelegenheid.
Buiten Var, die in een nis aan de linkerzijde van de vloer van een pul bier en een pijp aan het genieten is , zijn er maar een paar andere tafeltjes bezet. Een groepje boeren knechten zit aan een grote tafel midden op de vloer te kaarten. Aan een kleiner tafeltje op de vloer zit een iets oudere man en zijn vrouw. Het paar is kennelijk op doorreis en momenteel op krachten aan het komen door het nuttigen van een heerlijk geurende stoofschotel. In een nis aan de andere kant van de vloer zit een lange, net geklede, iets excentrieke slanke man. Hij heeft zijn mantel nog om en zijn kap omhoog en is druk bezig een boek te bestuderen. Op een kruk aan de toog bij Sorg zat een oudere man een praatje te maken met Sorg.
Langzaamaan begint het buiten donker te worden. Sorg laat via de overloop stuk voor stuk de vier enorme kandelaars zakken die via katrollen aan het plafond boven de vloer hangen.
De kandelaars zijn gemaakt van grote karrewielen waarop de rand van elk wiel een 20 tal kaarsen staan. Boven elke kaars hangt een tot spiegelglans geboend koperen bloem blad dat omhoog wordt gehouden door een dun koperen staafje dat achter elke kaars in een van de spaken van het wiel is geprikt. Wanneer alle vier kandelaars met alle 20 kaarsen zijn aangestoken is het een waar schouwspel van dansend warm rood licht dat zich door de ruimte verspreid.
Gezien het niet erg druk is worden vanavond echter niet alle kaarsen aangestoken.
Terwijl Var het schouwspel van het ontsteken van de kaarsen aan het aanschouwen is ziet hij vanuit zijn ooghoek iets onwaarschijnlijk opmerkelijks. De welgeklede man aan overzijde van de vloer die nog steeds druk aan het lezen is had kennelijk ook last van het gebrek aan licht. Met zijn ogen nog steeds gericht op zijn boek hield zij zijn linkerhand boven de kaars die op zijn tafel stond en knipt met zijn vinger. Vanuit het niets, als een plantje dat van kiem tot bloem volgroeid, ontspringt er een vlam aan het lont van de kaars.
Var knippert nog eens met zijn ogen. Hij heeft dit daadwerkelijk juist gezien toch?
De man gaat onverstoord verder met lezen. Hij had geen tondeldoos of vuurstaal gebruikt. Hij knipte eenvoudig met zijn vinger en het vuur ging branden.
Var’s hart begint sneller te kloppen. Hij weet het zeker. Na twee jaar is dit de eerste vertoning van de vuurmagie die hij zoekt.
Gefascineerd door wat hij zojuist heeft aanschouwd blijft Var staren naar het tafeltje aan de overkant. Wie is deze gast, waar komt hij vandaan. Hoe heeft hij dit geleerd te doen? Wat kan hij nog meer? Duizend vragen schieten door Var heen.
Dahla is ondertussen klaar met de kaarsen van de kroonluchters, en Sorg begint ze weer voorzichtig op te hijsen. Na de kroonluchters begint Dahla nu de kaarsen op de tafels aan te steken. Eerst de kaarsen op de tafels op de vloer en dan begint ze aan de nissen. De Nis van de mysterieuze man slaat ze over gezien de kaars daar al brande, maar net nadat Dahla voorbij loopt aan de nis kijkt de man op van zijn boek de ruimte in. Zijn ogen ontmoeten de starende blik van Var. Hij kijkt Var kort en strak aan, knikt een keer en gaat onverstoord verder in zijn boek. Geschrokken ontwaakt Var uit zijn trance. De man heeft hem zien staren. Hij had geknikt. Wat moest hij nu doen.
In een ongekend moment van dapperheid besluit hij op de man af te stappen.
Met zijn pijp in zijn linkerhand en pul bier in de rechter staat hij op van zijn tafel en loopt naar de nis waar de mysterieuze man weer diep in zijn boek is verzonken.
“Euh. Goedenavond. Euh.. Mijn naam is Vareon Broekwan, en euh.. ik vroeg me af.. Hoe deed u dat?”
De man keek verbaasd op uit zijn boek. “Broekwan zegt u?, Hmm, u lijkt mij helemaal geen Broekwan” zegt de man. “Hoe deed ik wat? Een boek lezen? Beste heer Broekwan, u kunt toch wel lezen denk ik?” De man trekt zijn kap achterover, en blijft Var onveranderd verbaasd aankijken.
Twee puntige oren verraden nu de mans afkomst. “U ben Elf!” breng Var licht onbeholpen uit. “Dat is correct, net zoals u lijkt me. Al snap ik niet hoe een Elf de naam Brookwan kan dragen..”
“Oh, haha, euh, ja das een lang verhaal. Maar ik kan lezen hoor. En ik bedoelde euh, die kaars!”
De man knijpt zijn ogen tot spleetjes en kijkt Var nu meer onderzoekend aan.
“Wat bedoel je... Precies?” vraagt de man scherp. “Nou..euh.. stamelde Var, U knipte met uw vinger.. enne.. Poef!!” zegt Var.
De man ontspant een beetje. Lichtelijk geamuseerd vraagt hij. “En waarom wil je dat weten?” “Nou euh..” stamelt Var. Var had nog niet goed nagedacht over hoe wat hij de man zou gaan uithoren en kwam niet goed uit zijn woorden.. De man onderbreek het gestamel van Var en zegt; “Neemt u eens rustig plaats en vertel me dat lange verhaal eens”
Var krijgt een lichte rode kleur van schaamte om zijn vertoning, zucht even en zet zijn pul op tafel om plaats te nemen aan de andere kant van de nis.
Kort probeert Var zijn gedachten te ordenen en trekt een keer bedenkelijk aan zijn pijp. Dan begint zijn verhaal.” Hij verteldt van zijn pleegouders, het leven op de boerderij, de vreemde ervaringen die hij gehad heeft , en uiteindelijk hoe hij wakker was geworden na het afbranden van de boerderij en het verdwijnen van zijn ouders. “Sindsdien reis ik rond.” Zegt Var. Ik wil graag meer weten over de Elven, en hoe magie werkt. Maar in de plaatsen waar ik tot nu ben geweest woonden geen elven en kon ik niets vinden dat me iets kon leren over het beheersen van magie.”
“Welnu, dat is daadwerkelijk een heel verhaal. Erg naar wat u is overkomen. Maar laat ik mijzelf eerst aan u voorstellen. Mijn naam is Urifir Glynric de derde, maar noemt u mij maar Rif. Ik zal proberen u te helpen met uw vragen maar ik ben momenteel erg druk en onderweg om een belangrijke zaak af te handelen. Ik begrijp maar al te goed hoeveel vragen u heeft nu de magie in u zich openbaart en ik wil u graag helpen.. Laat ik eerst vanavond in grote lijnen proberen al uw directe vragen te beantwoorden. Morgenvroeg reis ik verder, maar als u in de gelegenheid bent, wil ik u uitnodigingen om over drie tendays naar Waterdeep te komen.
Ik logeer daar in het huis van een vriend aan de Mhaer’s alley, vlak naast de Maelstroms Notch. Mochten ze het aan de poorten vragen zeg je dat je als gast komt voor Fredrick Burdall.
Vareon’s ogen worden groot, en zijn mond valt licht open van vreugde. “Oh, maar dat is fantastisch, duizend maal dank! Dat is buitengewoon aardig van u!!” brengt Var vol verwondering uit. “Noemt u me alstublieft Var”.
“Akkoord,” zei Rif, “ en zullen we dan gewoon je en jij zeggen? Dat vindt ik wel zo gemoedelijk”
“De gave om magie te kunnen beheersen is bijzonder, en moet zonder meer gekoesterd en gevoed worden met kennis.” Kennelijk heb jij tot nu toe niemand gehad die je hiermee heeft kunnen helpen, en tot je iemand anders kiest, sta ik tot je beschikking. Wellicht ben ik ook niet de juiste persoon om je te helpen. Kijk, magie is er in veel soorten en er zijn veel soorten van beoefenaars. Je hebt bijvoorbeeld magiërs, sorcerer's, warlocks, druïden, tovenaars en nog wat meer.
Je moet er eerst zien achter te komen welke vorm van magie de jouwe is. Maar laat ik je eerst wat over je erfelijke achtergrond vertellen..” Urifir en Vareon spreken verder de hele avond over Elfen stammen, steden, magie , en elke uitleg van Rif roept bij Var weer honderd andere vragen op.
Aan het eind van de avond, wanneer de meeste gasten van de al weg zijn, begint Dahla de stoelen op de tafels te zetten en de vloer te vegen. Zonder dat ze het hoeft te zeggen is het duidelijk dat het tijd wordt om de slaapkamers op te zoeken.
“Voor ik vertrek Var, geef ik je dit nog mee” Rif haalde een armband uit een buidel die aan zijn riem vast zat.” Ik raad je aan deze vanaf nu te dragen. Mocht het nodig zijn wordt er vanzelf duidelijk waarom maar anders leg ik je zijn werking later uit.”
“Rif, ik weet niet hoe ik je kan bedanken. Je hebt geen idee wat dit allemaal voor mij betekend…” “Geen dank Var, maar mocht er iemand zijn die jouw hulp nodig heeft, dan hoop ik dat je nu begrijpt wat de hulp van een vreemde voor iemand kan betekenen.”
“Tijd om te gaan slapen, en denk er aan me te bezoeken, over 3 tendays, in Waterdeep.