Vareon Brookwan
Initiate of the sevenfold veil Arwean Morningstar (a.k.a. Vareon Brookwan)
Relationships

Vareon Brookwan was raised by human parents but his birth name is Arwean Morningstart of the renouwed house of morningstar.
View Character Profile
Current Location
Species
Age
109
Spouses
Siblings
Diseased Sister Morningstar
(Sister)
Akash Morningstar
(Father)
Alabyran Morningstar
(Grandfather)
Children
Gender
male
Eyes
Bright blue/grey
Hair
Long white hair
Skin Tone/Pigmentation
Pale
Remove these ads. Join the Worldbuilders Guild
Chapter 1
1. Chapter One
Vareon is nu 29 jaar. Hij is opgegroeid in Fieldrast, de boerderij van Thorsten en Alda Broekwan, in een dorpje dat Halfwater wordt genoemd. Hoewel hij Thorsten en Alda altijd vader en moeder heeft genoemd weet Vareon ondertussen dat zij nooit zijn echte ouders kunnen zijn. Thorsten en Alda waren namelijk mensen.
Vareon is veel langer en smaller dan zijn ouders, en zijn oren zijn puntig.
Thorsten en Alda waren niet rijk maar hadden een boerderij van omvang en hadden een prima leven. Vareon, of Var zoals hij eigenlijk altijd genoemd wordt, heeft van Thorsten alles over het boerenleven geleerd wat Thorsten hem maar leren kon. Vareon, nieuwsgierig als hij is wilde altijd alles van Thorsten weten, en Thorsten was als begaafd boer een goede leermeester over hoe alles groeit en bloeit.
Diezelfde nieuwsgierigheid werd alleen altijd beteugeld als Vereon Thorsten of Alda vroeg hoe hij bij hun terecht was gekomen. Het antwoord was altijd hetzelfde; Hij was nog te jong om het volledig te kunnen begrijpen, maar als hij 18 zou worden zouden ze hem alles vertellen.
Van zijn vroege jeugd kan Vareon zich niet meer veel herinneren. Soms komen er flarden van herinneringen boven van als klein kind, Spelend in een enorme kersenboomgaard aan de rand van een gigantisch meer. Aan de andere kant van de boomgaard zijn er puntige daken van spitste torens te zien. Het gebouw aan de andere kant van de bomen moet enorm zijn want de bomen in de gaarde lijken eeuwen oud en enorm hoog. Het is laat in de lente en de hele boomgaard staat vol in bloei. Het is een oase van roze bloesem. Hij is niet alleen in de boomgaard. Er klinkt een doorlopend gegiechel van een klein meisje. Ze rent achter Vareon aan tussen de bomen door richting het meer. Het lijkt er op of ze tikkertje aan het spelen zijn.
Maar elke keer als hij omkijkt naar achter ziet hij haar lopen met wat lijkt op een wolk van bloesem om haar heen. De blaadjes vallen echter niet maar vliegen om haar heen alsof het hele kleine roze vlinders zijn.. Haar gezichtje is enorm lieflijk en haar ogen zijn fel groen, Om haar nek bungelt een plat ovalen hangertje. Het lijkt een plat ovale donker blauwe steen, een amulet, er zaten allemaal kleine witte puntje in het steen maar in het midden is de steen niet meer donkerblauw maar een kristalhelder. De heldere delen hebben de vorm van een felle ster. Hij weet nog dat het stof van haar blauw tuniekje exact hetzelfde leek als zijn hemdje. Als ze bijna aan de rand van het water zijn klinkt er een oorverdovende knal. Hij en het meisje worden het lijkt wel alsof er een enorme golf van zwart niets over hem heen spoelt, en dan houd de herinnering weer op. Soms zijn er nog andere kleine flarden van een gezicht van een bijzonder mooie vrouw, die dat hem liefdevol aanstaart. Maar dit zijn maar flitsen.
In het begin toen hij over deze herinneringen vertelde tegen Thorsten of Alda, zeiden ze dat hij het had gedroomd, maar later toen bleek dat Thorsten en Alde het niet meer als droom konden afdoen was het antwoord altijd hetzelfde. Als je 18 wordt leggen we je het allemaal uit.
In de laatste paar jaar voor zijn 18de veranderde er iets met Var, hoewel hij altijd goed met dieren was en de planten waarvoor hij zorgde er altijd buitengewoon goed bij stonden, gebeurde er steeds vaker onverklaarbare dingen. Een keer, op een vroege ochtend werd hij wakker van een geluid buiten, het was vroeg, nog voor de zon nog op was en toen hij naar de kaars op het tafeltje naast zijn bed reikte begon de kaars spontaan te branden. Een andere keer leek hij het water van een waterval uit zijn stroom te kunnen afbuigen als hij een emmer probeerde te vullen voor het paard waarop hij reed. Steeds vaker vloog er spontaan iets in brand als hij aan vuur dacht. Uiteindelijk besloot hij bewust niet meer aan vuur te denken en dit leek een oplossing voor alle onverklaarbare brandjes. Hoe dichter hij bij zijn 18de jaar kwam hoe meer van deze onverklaarbare dingen voorkwamen. Thorsten en Alda vertelde hij er niets over. Eigenlijk snapte hij het zelf ook wel maar pas zeker wist hij dat hij magie bezat, toen hij erover las in een boek dat hij in de leeskamer van de boerderij had gevonden.
Een kleine week voor zijn 18de verjaardag werd Var weer midden in de nacht wakker.
Er klonk een zwaar gebrul en geknetter, het duurde even voor hij realiseerde wat er aan de hand was, maar na een paar teugen lucht door zijn neus gehaald te hebben realiseerde hij zich dat de boerderij in brand stond. Hij sprong op uit zijn bed en rende naar de slaapkamerdeur. Zijn voeten voelde de warmte door de planken van de vloer. Toen hij bij de deur was en de grendel opende en de deur op een kier zette zag hij alleen maar een muur van vlammen. Rook steeg op tussen de planken van de vloer en in paniek wist Var geen andere uitweg dan het raam. Hij pakte snel een bundel van zijn kleren en de dekens van zijn bed in de hoop dat het kussentje van stof zoveel mogelijk zijn val zou breken, en rende naar het raam. Zonder het te openen sprong hij tegen de luiken aan, en het leek ineens of er helemaal geen luiken waren.
Met een dreun kwam hij op de harde terecht en smakte met zijn hoofd tegen de grond. Even zag hij een regenboog aan kleuren maar snel daarna werd alles zwart.
Toen hij wakker werd, lag hij een meter of 9 van de nu zwarte muren van de boerderij. Of liever, wat er nog van over was. Het vuur had de complete boerderij vernietigd. Er waren geen vlammen meer maar alleen de stenen muren stonden nog. Alle houten delen waren ingestort en grotendeels door de vlammen verteerd. Toen hij opstond ging hij op zoek naar Thorsten en Alda. Zouden ze het vuur hebben overleefd. Maar tussen de rokende sporen van wat er over was van hun slaapkamer was niet te vinden dan verkoolde stukken hout. Sprokkelend tussen de brokstukken kwam hij een klein blinkend metalen kistje in. Het kistje leek totaal niet door het vuur aangetast. Het was een buitengewoon mooi versierd kistje. De decoraties waren sierlijk en dun en leken op takken en twijgen die gevlochten hekjes vormden. Er stonden ook teksten op het doosje. Op het eerste gezicht leken de teksten op het elven schrift maar met Var's beperkte kennis van het Elfs kon hij alleen maar concluderen dat het een oude variant of dialect moest zijn dat Var niet kon lezen. Het doosje was echter niet op slot, aan de voorkant zaten twee schuifjes en toen het de schuifjes naar buiten drukte hoorde hij een klik en draaide het deksel langzaam open. In het kistje was van binnen bekleed met een soort van purperen velours. In het midden van het kistje lag een donkerblauw amulet waarvan het hart transparant was en de vorm van een felle ster had....
Sinds zijn 18de zwerft Vareon van stad naar stad, op zoek naar antwoorden. Wie was het kleine meisje met de felgroene ogen. En wat heeft de brand veroorzaakt op de boerderij. Heeft hij het met zijn magie veroorzaakt? En heeft hij daarmee zijn pleegouders vermoord? Of hebben ze de brand overleefd, maar waar waren ze dan? En waarom hebben ze hem dan alleen achter gelaten?
Text with the picture in the croocked tower
This large piece of thick parchment is of exceptional quality. The paper feels somewhat elastic, which helps resist tearing, and feels as if coated, which helps resist aging and damage from mold and humidity. In fact, what remains after brushing off the mold and dirt is a piece of parchment in mint condition, even smelling as if it was made only yesterday.
One side of the parchment features a sketch, a quick drawing showing the outlines of six tall and slender figures. With each passing minute of concentration on the picture additional details emerge slowly. It’s almost as if the picture is painting itself as it turns from sketch to drawing to painting. After studying the picture for several minutes it shows the dining room you are in, but in whatever state it was in long ago. A large chandelier hangs down from a high ceiling, fine tapestries cover old oak floorboards, many magnificent paintings and grand hunting trophies line the walls, a long dining table stands near the tall windows at the front of the dining room softly illuminated by the evening light. The scenery is opulent, almost regal, as is the attire of the six tall figures standing behind the dining table.
Embossed writing now decorates the bottom of the painting. Roughly translated from Elven it seems a title and reads:
“881 DR - Aelorothi of Velti Enorethal and Morningstar of Ascalhorn at the celebration of Arselu'Tel'Quess”.
The other side of the parchment features a small scribbled piece of text. Similar to the sketch it turns from a small scribble to a bit of writing to illustrations and beautifully decorated text. Roughly translated from Elven it seems someone’s recollection of the dinner festivities and reads:
“Today we welcome Alabyran Morningstar, summa cum laude graduate at our respected Velti Enorethal and soon first headmaster of a fine wizard school of his own making dedicated to our ancient ways of Arselu'Tel'Quess. He has accumulated a wealth of knowledge of the Elven and the Netherese Arts alike and tonight we join him as he will bring it all together in a spectacular demonstration in our grand tower laboratory. We regret tragic recent events mean his wife Gweyr and son Akash will not be unable to join us, his audience tonight will be myself and my wife, Lord and Lady Aelorothi, the headmaster of Velti Enorethal and his venerable predecessor, and our beloved daughter Ixiki Aelorothi.”.
Memories of the fallen angel, the burnt cabin mystery unveiled.
You suddenly find yourself in vastly different surroundings. Forest smells fill your nostrils, a soft mountain breeze ruffles your hair, leaves rustle in the canopy and briefly move to shed a small beam of moonlight onto your warm skin. Your senses tell you this is where you are yet you don’t feel “you”. You slowly take a few steps in the direction of a small but familiar cabin you notice in a forest clearing, but the earth moves below your feet as if on a treadmill. Smoke circles up from the cabin, but not from its chimney. The few small windows glow with a soft red and orange. A familiar male voice suddenly cries out from the cabin “Alda! No!”.
You rush through the burning cabin in which you spent so many years as a youth. In the living room you stumble into a peculiar scene. Thorsten and Alda are there, as is the fallen angel you met mere moments ago and several smaller creatures that you recognize as “imps”. The fallen angel lifts a heavy mace off the bashed head of Alda. “It said no witnesses”. You try and scream out, but it seems this is a reality you’re disconnected from.
The imps look at the fallen angel befuddled for a short while and turn back to study a very very long piece of parchment. One imp holds it from the top near the ceiling while other imps hold it as it stretches across the floor and the furniture. Neither the imps, the angel, nor the scroll seem bothered by the flames, but Alda and Thorsten are badly burned. On the scroll is a signature in a handwriting you are shocked to recognize. It clearly reads “Morningstar” with an appended “sr”.
As you try and gather your wits, the imps and the fallen angel enter in a heated discussion over what they keep calling “the Contract”. Meanwhile Thorsten seems unable to understand what is going on as he whimpers for mercy and cries for the brutal loss of his beloved Alda. The imps cry out: “See here! Senior asked for their termination and for proof, but it doesn’t stipulate a definition of termination.”; “Yea, I say we honored his requests in full!”; “Took us bloody long enough!”; “Hehehe, he said bloody”. During their heated discussion and mockery you hear faint sounds coming from the chamber above. Sounds you recognize.
Still standing in the living room you quickly glance out of one of the small windows and catch a glimpse of a very young elf landing on the ground with a hard thud. It’s you! Shards of glass shatter around you as you remain there, completely knocked out and perfectly hidden in a big pile of forest leaves. Nobody here inside with you seems to have noticed anything.
The imps continue “See here, Balthasar, he’s now petrified. I’d say that qualifies as terminated.”; “ Yes, besides, if he is ever unpetrified we’ll know.”; “I bet you anything we’ll see him again soon if he is ever unpetrified, his haunting dreams will lead him astray I’m sure!”. “How about this one?”; “Alfred? Samuel will get to him soon enough.”; “That’s totally barbaric of Samuel, the old man will soon die of illness anyway!”; “Let’s cross him off the list”. “Morningstar?”; “Pay attention you idiot! We petrified him already, he’s as good as dead. We even brought proof!”. “Silvan Santi?”; “He’s gone! Well, not really is he, or is he?”. They all laugh for a bit. “So this is the last one then?” and all of them nod silently as the fallen angel lifts his heave mace once more.
“There, as the old man requested in the exchange.”; “Yes, that’s the last of ‘em, the last of the Guardians of the Seal”; “Sealed their fate didn’t it?”; “Hahahaha!”. “Let’s go see the old man and claim our end of the bargain!”; “Oh finally! How I have craved to score his powerful soul!”. The imps and the fallen angel dissolve in the shadows, leaving behind the mystery of the burned cabin that’s been haunting your memories so long…
Damnation
As you slowly come to your senses after your unexpected relocation even your intoxication fails to mask the pungent smell of the thick sulfuric fumes that surround you. Your eyes sting of the hot air as you blink carefully to assess the predicament you must evidently have ended up in.
You find yourself in some sort of birdcage that is barely large enough to hold your body. As you flex your limbs that stick out of the cage you feel the motionless limbs of a neighbouring captive. It would probably have been reassuring to know you’re not alone, were it not for the constant piercing wails of woe that you now become aware of.
The fumes clear up for a brief moment and you observe at least a dozen cages like yours hanging just above a pit with a pool of lava at the bottom that emanates waves of heat that make the hairs on your skin burn right of. The cages hang from spiked chains that are held in a knot by a colossal statue of some sort of devilish creature that you do not recognize at the edge of the pit. A creature slightly smaller but much alike stands at the other end of the pit with its back and tail towards you, its body wreathed in wings and flames.
It doesn’t seem to notice you as it moves about growling infernal commands and incantations as it performs strange rituals. The thrill of discovery keeps you from succumbing to the heat waves and sulfuric fumes as your gaze meets a long obsidian erect worm-shaped pillar to its right with a vast array of ancient writings on it that seem to ominously hum and glow with dark magical properties. On it you recognize two inactive sections of writings that you have seen before… one in Brinewall castle and one on the temple above the Brinewall outpost. The creature taps on these sections of writing as it is angrily speaking to someone. Your eyes swerve to its left find its collocutor and you discover five mostly medium and humanoid stone statues lined up with the top half of the statues somehow animated with the transdimensional presence of others. Their facial expressions show utter agony and pain as the animated top halves of the statues keep contorting on each spoken word of the creature. One of them in particular catches your attention as it speaks in a familiar voice “... and now only a few of the so-called Brindinford heroes remain and they are far too preoccupied and outnumbered to care about our endeavors, oh Great Lord of Corruption. Our mechanisms of misdirection are in place and nothing prevents me anymore from working on the activation of the writings…” He is cut short as the creature almost crushes the stone statue in one of its fiery claws and growls “Quiet human! Thanks to you, Samuel, they live to tell their tale and work to unravel our schemes! I will send reinforcements to reverse the damage you have brought upon us. Now, Armus, tell us of your status.” But as one of the other statues replies “Great Lord, we haven’t even been excavated yet so...”, another one suddenly sticks out a contorted arm and points in your direction as it shrieks “Great Lord! When did you come into possession of a second Morningstar?!”
Your vision finally blurs of heat and exhaustion as the creature now slowly turns toward you, but you can still make out a menacing laugh as it slowly approaches you. Although blurry you sense heat and a strong sense of despair as one of its arms reaches out to your cage. Paralysis sets in as the creature’s touch moves closer and your cage starts to descend rapidly just before you are whisked away, back to the comfort of your friends again.
Memory Fragment
Mum and dad always used to play hide and seek with me, but never did I dare dream it would be so instrumental to my survival. I still call this home, this treetop elven village in the woods of blue feathers, though it hasn’t been anything like it ever since these three fiendish hags showed up on our doorstep.
All other residents have gone now, either taken by The Three or escaped and banished to haunt the woods of blue. Nobody but me has stayed around to witness the wretched transformation of this elven community at the hands of The Three.
The Three are far from alone; I have seen their four large lieutenants and their many minions that patrol the High Forest, I have seen them commune with fiendish forces, I have seen them with a female student who ran off in disgust, I have seen them with a dark male student who they sent off to Brindinford after his graduation, I have once seen their visiting mentor who said he travelled from Red Larch on a horse as black as the darkest night and as fiery as the deepest Hells. This beast was his gift to The Three for their outstanding work and he also helped them to ward and alter the area with many spells.
Fortunately I was there to see the alterations and to overhear the passwords and I left clues to help me remember. They don’t yet seem to have found and unlocked all of the powers amidst these treetops and I need to stay here and keep them from discovering the Standing Stones in our temple or all will be lost.
It is getting ever more difficult for me to stay around, but I have to. I have to observe. I have to know. I have to be here. I have to stay in. Nobody else can. I hope this letter finds its way out, so you can find your way in.
Chapter 3
3. Chapter Three
Var slaapt er bijna niet van die nacht. Alle informatie die hij van Rif heeft gekregen tolt door zijn hoofd. En het vooruitzicht dat Rif hem snel nog veel meer zal leren maakt Var zo enthousiast dat hij die nacht beslist om niet te wachten maar de volgende morgen meteen af te reizen naar Waterdeep. Hoewel het nog een heel eind is zal Var er vast te vroeg aankomen maar hij wil absoluut het risico niet lopen ook maar een minuut te laat te zijn als Rif over 3 Tendays in Waterdeep aankomt.
Zodra het licht wordt pakt Var zijn spullen bij elkaar en begeeft zich naar de Toog onder in de herberg. Sorg staat al wat glazen te poetsen. Dahla is bezig met de stoelen weer van de tafels af te halen terwijl ze tussen door het oudere echtpaar dat gisteravond ook in de gelegenheid zat van een ontbijt voorziet. Var loopt naar Sorg . “Goedemorgen Sorg, ik zou graag mijn rekening vereffenen” “” Wat jammer dat je ons verlaat. Ik hoop dat alles naar wens is geweest?’ “” Ja ik wou dat ik nog wat langer hier kon blijven, zei Var terwijl hij naar Dahla kijkt. “Maar ik heb belangrijke dingen te onderzoeken dus ik wil graag zo snel als mogelijk in Deepwater zijn.” “Hmm”gromt Sorg, Er is vanmorgen nog een paar dat afreist naar Deepwater. Misschien heb je ze gisteravond nog gezien. Meneer en mevrouw Klaarglas zijn op doorreis en hebben hier de nacht doorgebracht. Ze zullen nu in de stallen zijn. Wellicht kunt u hen vragen of u met hen mee kunt reizen.
“Dat zou erg comfortabel reizen zijn. Ik zal kijken of ik meneer Klaarglas nog kan vinden.” zei Var. Hij rekent met Sorg en loopt naar de stallen, waar hij zoals Sorg voorspelde meneer Klaarglas aantreft. “Goedemorgen meneer Klaarglas” begint Var. Ik begreep van Sorg dat u op reis was naar Deepwater, en ik vroeg me af of wellicht met u zou kunnen meereizen. Ik ben zelf niet in bezit van een rijdier ziet u. Mag ik mijzelf voorstellen? Mijn naam is Vareon Broekwan”.
“Goedemorgen Meneer Broekwan! Mijn vrouw en ik rijden met een simpele kar, maar als u het niet erg vind om achterop te zitten, bent u meer dan welkom.
Vroeger reden we met wel 4 karren naar Diepwater op en neer, maar inmiddels zijn we oud en zijn onze companen heengegaan of zelf te oud om te tocht te ondernemen. We maken deze toch elk jaar om onze familie te bezoeken.
Hoe groter het reizend gezelschap hoe veiliger we ons voelen, en 3 is een groter aantal dan 2 glimlachte de oude heer Klaarglas.
“Duizendmaal dank Heer Klaarglas! Ik ben u zeer erkentelijk!”
Noemt u mij alstublieft Bart, en ik zal u zometeen voorstellen aan mijn vrouw Mila.
Een uurtje later zit Var achterop de wagen van de Bart. De reis zou nog ongeveer 3 dagen duren. Dit gaat veel sneller dan Var had kunnen dromen.
De reis gaat de volgende drie dagen zeer voorspoedig. Als bedankje voor de lift kookt Var de maaltijden voor de familie Klaarglas. Gelukkig vallen vars kookkunsten goed in de smaak.
Veel gesproken wordt er onderweg niet. Bart en Mila zijn al op leeftijd en door het gekraak van de wagen is het voeren van een gesprek een uitdaging.
Op de derde dag arriveert het gezelschap in Deepwater.
Een stad van dit formaat heeft Vareon nog nooit eerder gezien. Van veraf is de grootsheid van Deepwater al indrukwekkend. Maar hoe dichter het gezelschap bij de poorten komt hoe minder de schaal van grote van deze stad voor Vareon te bevatten is. Met 3 poorten, (een noord, oost en zuidpoort) is te toegang tot de stad beperkt en moeten wagens aansluiten aan de caravaan voor de poort. Al met al rollen ze langzaam vooruit en staan ze een halve middag te wachten tot de wagen aan de beurt is.
Eenmaal bij de poort wordt het gezelschap staande gehouden door een aantal van de wachten.
De wachten scheinen in groepjes van 3 te werken aan. Een wacht doet het woord en de twee anderen doorzoeken de binnenkomende wagens.
Gezien de familie Klaarglas geen handelswagen heeft maar alleen maar persoonlijke bagage vervoerd verwachte Var dat het onderhoud erg kort zou zijn
.
“Goedemiddag samen, Uw namen graag! De familie antwoord voor zich, en daarna kijkt de wacht Var vragend aan. “Vareon Broekwan!”Antwoorde var uiteindelijk.
“En de reden van uw bezoek aan Deepwater?” Vraagt de wacht?
“Ik kom voor een treffen met Urifir Glynric de derde, te gast bij Fredrick Burdall.
“Fredrick Burdall”? He Sjoerd, riep de wacht naar een van de twee andere wachten. Fredrick Burdall, vroeg daar gister niet ook al iemand naar? Geen idee, antwoordde de wacht die kennelijk Sjoerd moest zijn.
‘“Dat was eergister Erik, antwoordde de andere wacht . Maar Frederick was nog niet terug van Whitehall. Weet niet of hij nu wel al terug is..” “Oh ja das waar. Kom er eens bij Rik.” riep Erik naar Rik”
“En wat is uw connectie met Fredrick, als ik vragen mag?” vroeg wachter Erik.
“Nou, eigenlijk heb ik geen connectie met heer Burdall, antwoordde Var, maar Ik tref in zijn huis Urifir Glynric, die bij hem te gast is over ongeveer twee en een halve tendays.”Antwoordde Var op zijn beurt weer. “Ik zou volgens Urifir welkom zijn bij Frederick”
Duidelijk, Riep Erik gezien Frederick ons bekend is komt uw verhaal plausibel over. Maar zoals gezegd, bestaat de kans dat u Fredrik momenteel niet thuis treft. Heeft u de middelen om tijdelijk in een herberg te verblijven, of verblijft u in de tussentijd bij de familie Klaarglas?
Var keek beschaamd naar Bart, welke op zijn beurt ook enigszins beschaamd keek waaruit Var opmaakte dat dit geen mogelijkheid was. “Ik ben fortuinlijk geweest met deze familie mee te reizen, antwoordde Var, Maar ik kan geen verdere aanspraak maken op kun gastvrijheid. Ik begrijp dat Bart en Mila op hun beurt weer te gast zijn bij hun familie en ben hen uiterst dankbaar, dat ik met hen mee mocht reizen maar ik vrees dat onze wegen zich hier weer scheiden. “Bart keek enigszins opgelucht”.
“Ahzo”, riep Erik. Dan stel ik voor dat u de komende dagen geen problemen maakt ander zijn we genoodzaakt uw toegang tot de stad weer ongedaan te maken. Duidelijk?”
Uiteraard, wachter Erik” antwoordde Var licht timide.
Wachter Erik leek tevreden, en het gezelschap mocht nu eindelijk de poort van de stad binnen.
Zijn ze hier altijd zo streng? Vroeg Var aan Bart toen ze een stukje verder waren?
“Eigenlijk niet” antwoordde Bart. Als de wachten alle inkomende karren ondervragen wordt er meestal onrust verwacht. Maar eerlijk gezegd heb ik niet gehoord van mijn zoon dat er iets aan de hand zou zijn, dus moet er recentelijk iets zijn gebeurdt dat de paraatheid van de wacht verhoogd heeft.
Red u zich verder hier in Waterdeep? Vroeg Bart. Ik zou mijn zoon willen vragen of hij u nog kan huisvesten, maar zijn huis is erg klein en nu Mila en ik komen logeren… Bart maakte zijn zin niet af.
Nee doet u geen moeite zei Var. Mag ik u beide hartelijk danken voor de lift. Ik zal een herberg zoeken voor de nacht en dan ga ik morgen kijken of ik Frederick thuis tref.
“Geen dank” Zei Bart. Ik hoop dat u zult vinden wat u zoekt!
Nogmaals dank! Antwoord Var, Ik hoop u ooit te kunnen helpen zoals u mij!
Var pakte zijn tas, neemt afscheid van Mila, en vertrok in zijn eentje de stad in.
Na een een paar blokken voelde Var zich al redelijk verdwaald. De grote straten werden steeds smaller en de gebouwen hoger. Na een paar bochten treft Var zich in een steegje dat steeds donkerder en nauwer werd. Een onheimelijk gevoel komt over Var en hij besloot zich om te draaien. Plotseling staan er drie forse mannen voor hem. Een voor een ongewassen en in gehavende kleding. De grootste van de drie hand maar een tand in zijn mond, een een dunne pluk haar midden op zijn verder kale hoofd “En waar denken wij naar toe te gaan? Roept een van de andere mannen. “Er moet natuurlijk wel betaald worden voor passage hier”zegt de man met een tand. De derde haalt een knuppel van achter zijn rug vandaag en begint ermee in zijn hand te slaan. Dokken puntoor!! roept hij.
“Dit is fout”denkt Var bij zichzelf. “Heren, ik heb me vergist, zegt var. Ik draaide me net om om hier te vertrekken. zei hij. “Dat kan wel zijn.. zegt de man met een tand. Maar je ben er wel en als je hier bent moet je betalen!! “Heren het was een vergiss…” probeert Var uit te brengen, als hij ineens een stomp in zijn maag krijgt van de vlerk met de knuppel. “Vergissing of niet.. Niet tegenspreken maar betalen” zegt de man met de tand” Waarop Var doodsbang uitbrengt” Maar ik heb amper geld!!” Ik moet vannacht nog naar een Herberg en… “ Baff. Vanuit het niets haalt de man met de tand met gebalde vuist uit naar Var. De vuist treft hem vol op zijn wang en even wordt donker voor Var.
Een moment later merk Var dat hij op de grond ligt, en de mannen staan om hem heen..
Iets terug uit de steeg roept een bulderende stem ineens “Hee wat is dat daar!!!”
Een enorm gedaante komt naar Var en zijn belagers toegerend. De mannen zijn al flink groter dan Var, maar dit figuur is bijna tweemaal zo groot als de mannen.
“Nou wat is hier aan de hand” bulderde de reusachtige gedaante?
“Dat zijn jouw zaken niet” antwoordde de man met de tand die nog naar Var toestond. Toen hij zich langzaam omdraaide was de reus die zich met een enorme snelheid bewoog al pal voor hem.. De man met de tand deinde geschrokken achteruit. Ver kon hij echter niet uitwijken want Var ligt nu pal achter hem op de grond. Wat mijn zaken zijn maak ik zelf uit bulderde de reus. Zonder pardon haalt hij naar de man met de tand uit, met een vuist bijna zo groot als zijn hoofd. De klap is zo hard dat het klinkt alsof er twee boomstammen tegen elkaar slaan. De man met de tand tolt om zijn as en zijn enige tand vliegt nu door de lucht en land ergens achter Var. De ogen van de man nu zonder tanden kruisen elkaar een tel later zakt hij als een plumpudding op de grond. Vanuit zijn ooghoeken kijkt de reus dreigen naar de twee andere mannen die zonder een woord te zeggen niet weten hoe snel ze zich uit de benen moeten maken..
“Euh.. gaat het daar een beetje” vraagt de reus ineens. Volledig verdwaasd staarde Var de gigant aan. “ Euh Hallo?? Leef je nog een beetje??
“uh u ee-een beet - je? Stamelde Var.. De gigant stak nu zijn hand uit naar Var..
“Die vervelende mannen pikken altijd iemand uit die veel kleiner is” bulderde de reus.. Dat is toch niet eerlijk!!”
Var was nog steeds helemaal overrompeld. “Duizend maal dank!!” Ik ben hier pas net en ik dacht even dat ik er geweest was!! “Dat snap ik niet zei de reus.. je bent er of je bent er geweest.. dat kan toch niet allebei tegelijk??
Var moest er even over nadenken, en besloot dat de reus in principe gelijk had.
“Nogmaals duizendmaal dank..” Ik vreesde even voor mijn leven. Als u hier niet was geweest… Mag ik mij voorstellen? Mijn naam Is Vareon Brookwan!..
“Wat fijn dat ik u kon helpen. Mijn naam is Gragas Amblecrown!
Chapter 2
2. Chapter Two
Dik twee maanden na Var’s vertrek uit Halfwater, verblijft hij in Herberg de Gnarly Meads in een plaatje in Southwood, genaam Berk. Var gebruikt alle mogelijkheden die hij heeft om meer te weten te komen over zijn ouderlijk ras, want hoewel hij opgevoed is door mensen is het duidelijk te Var een Elf is, en probeert hij waar hij maar kan kennis over magie op te doen. Hij reist van dorp naar dorp en van plaat naar plaats, maar gezien hij overal te voet heen gaat duren de reizen lang, en vaak is er op de nieuwe bestemming maar weinig kennis die voor Var relevant is.
De Gnarly Meads is een echte reizigers herberg maar momenteel is het er niet erg druk. Vanuit de straat loop je grote rechthoekige ruimte in die twee verdiepingen hoog is.
Aan de randen van de vloer zijn eet nissen gebouwd onder een vliering die fungeert als overloop voor de aangrenzende kamers die de meads verhuurt, Recht tegenover de ingang staat een grote toog, met aan de linkerkant van de bar een stel klapdeuren die naar de keuken leiden. Rechts van de bar bevindt zich de trap die toegang geeft tot de vliering met in de hoek onder de trap een deur die naar de naar de koetsiers kamers en stallen leidt. En tussen de bar en de trap in de achterwand van de gelegenheid is een deur die naar het privaat leidt.
Achter de toog leunt Sorg, de uitbater van de herberg tegen een kast die de achterwand van de toog van vloer tot vliering vult, en is uitgestald met diverse pullen, flessen, kruiken en al het andere heerlijks dat de meads te bieden heeft. Sorg geniet kennelijk goed van het leven. Hij heeft een stevige ronde buik, maar met zijn 1 meter 95 lengte en redelijk breed gebouwde lichaam dwingt hij een natuurlijk respect bij zijn klanten af .
Op de vloer voor de toog staan verspreid een tig tal tafels met stoelen van verschillend formaat voor verschillende formaten gasten van verschillende omvang van gezelschap. Behendig tussen de tafeltjes zwiert de hypnotiserende verschijning van Dahla. Met een dienblad op een hand en haar andere hand stevig op haar heup verankerd, manoeuvreert ze moeiteloos tussen de aanwezige gasten door. Dahla heeft haar donkerblonde haren in een dikke strak gevlochten vlecht opgestoken zodat ze niet in de weg hangen bij het bedienen. Haar gezicht wordt gemarkeerd met groenblauwe ogen en volle lippen van een kersenbloesem roze kleur. Ze draagt een een witte geborduurde tuniek met krul kraagjes op een donkerblauwe rok, met daaronder donkerbruine laarsjes. Haar lederen schort ondersteunde haar welgevormde buste die door het lage decolleté haar rondingen extra accentueren.
Var, die al een paar dagen in de Meads verblijft, kan uren staren naar Dahla’s verschijning.
Hij weet zeker dat Dahla persoonlijk verantwoordelijk was voor bijna de helft van de klandizie van de gelegenheid.
Buiten Var, die in een nis aan de linkerzijde van de vloer van een pul bier en een pijp aan het genieten is , zijn er maar een paar andere tafeltjes bezet. Een groepje boeren knechten zit aan een grote tafel midden op de vloer te kaarten. Aan een kleiner tafeltje op de vloer zit een iets oudere man en zijn vrouw. Het paar is kennelijk op doorreis en momenteel op krachten aan het komen door het nuttigen van een heerlijk geurende stoofschotel. In een nis aan de andere kant van de vloer zit een lange, net geklede, iets excentrieke slanke man. Hij heeft zijn mantel nog om en zijn kap omhoog en is druk bezig een boek te bestuderen. Op een kruk aan de toog bij Sorg zat een oudere man een praatje te maken met Sorg.
Langzaamaan begint het buiten donker te worden. Sorg laat via de overloop stuk voor stuk de vier enorme kandelaars zakken die via katrollen aan het plafond boven de vloer hangen.
De kandelaars zijn gemaakt van grote karrewielen waarop de rand van elk wiel een 20 tal kaarsen staan. Boven elke kaars hangt een tot spiegelglans geboend koperen bloem blad dat omhoog wordt gehouden door een dun koperen staafje dat achter elke kaars in een van de spaken van het wiel is geprikt. Wanneer alle vier kandelaars met alle 20 kaarsen zijn aangestoken is het een waar schouwspel van dansend warm rood licht dat zich door de ruimte verspreid.
Gezien het niet erg druk is worden vanavond echter niet alle kaarsen aangestoken.
Terwijl Var het schouwspel van het ontsteken van de kaarsen aan het aanschouwen is ziet hij vanuit zijn ooghoek iets onwaarschijnlijk opmerkelijks. De welgeklede man aan overzijde van de vloer die nog steeds druk aan het lezen is had kennelijk ook last van het gebrek aan licht. Met zijn ogen nog steeds gericht op zijn boek hield zij zijn linkerhand boven de kaars die op zijn tafel stond en knipt met zijn vinger. Vanuit het niets, als een plantje dat van kiem tot bloem volgroeid, ontspringt er een vlam aan het lont van de kaars.
Var knippert nog eens met zijn ogen. Hij heeft dit daadwerkelijk juist gezien toch?
De man gaat onverstoord verder met lezen. Hij had geen tondeldoos of vuurstaal gebruikt. Hij knipte eenvoudig met zijn vinger en het vuur ging branden.
Var’s hart begint sneller te kloppen. Hij weet het zeker. Na twee jaar is dit de eerste vertoning van de vuurmagie die hij zoekt.
Gefascineerd door wat hij zojuist heeft aanschouwd blijft Var staren naar het tafeltje aan de overkant. Wie is deze gast, waar komt hij vandaan. Hoe heeft hij dit geleerd te doen? Wat kan hij nog meer? Duizend vragen schieten door Var heen.
Dahla is ondertussen klaar met de kaarsen van de kroonluchters, en Sorg begint ze weer voorzichtig op te hijsen. Na de kroonluchters begint Dahla nu de kaarsen op de tafels aan te steken. Eerst de kaarsen op de tafels op de vloer en dan begint ze aan de nissen. De Nis van de mysterieuze man slaat ze over gezien de kaars daar al brande, maar net nadat Dahla voorbij loopt aan de nis kijkt de man op van zijn boek de ruimte in. Zijn ogen ontmoeten de starende blik van Var. Hij kijkt Var kort en strak aan, knikt een keer en gaat onverstoord verder in zijn boek. Geschrokken ontwaakt Var uit zijn trance. De man heeft hem zien staren. Hij had geknikt. Wat moest hij nu doen.
In een ongekend moment van dapperheid besluit hij op de man af te stappen.
Met zijn pijp in zijn linkerhand en pul bier in de rechter staat hij op van zijn tafel en loopt naar de nis waar de mysterieuze man weer diep in zijn boek is verzonken.
“Euh. Goedenavond. Euh.. Mijn naam is Vareon Broekwan, en euh.. ik vroeg me af.. Hoe deed u dat?”
De man keek verbaasd op uit zijn boek. “Broekwan zegt u?, Hmm, u lijkt mij helemaal geen Broekwan” zegt de man. “Hoe deed ik wat? Een boek lezen? Beste heer Broekwan, u kunt toch wel lezen denk ik?” De man trekt zijn kap achterover, en blijft Var onveranderd verbaasd aankijken.
Twee puntige oren verraden nu de mans afkomst. “U ben Elf!” breng Var licht onbeholpen uit. “Dat is correct, net zoals u lijkt me. Al snap ik niet hoe een Elf de naam Brookwan kan dragen..”
“Oh, haha, euh, ja das een lang verhaal. Maar ik kan lezen hoor. En ik bedoelde euh, die kaars!”
De man knijpt zijn ogen tot spleetjes en kijkt Var nu meer onderzoekend aan.
“Wat bedoel je... Precies?” vraagt de man scherp. “Nou..euh.. stamelde Var, U knipte met uw vinger.. enne.. Poef!!” zegt Var.
De man ontspant een beetje. Lichtelijk geamuseerd vraagt hij. “En waarom wil je dat weten?” “Nou euh..” stamelt Var. Var had nog niet goed nagedacht over hoe wat hij de man zou gaan uithoren en kwam niet goed uit zijn woorden.. De man onderbreek het gestamel van Var en zegt; “Neemt u eens rustig plaats en vertel me dat lange verhaal eens”
Var krijgt een lichte rode kleur van schaamte om zijn vertoning, zucht even en zet zijn pul op tafel om plaats te nemen aan de andere kant van de nis.
Kort probeert Var zijn gedachten te ordenen en trekt een keer bedenkelijk aan zijn pijp. Dan begint zijn verhaal.” Hij verteldt van zijn pleegouders, het leven op de boerderij, de vreemde ervaringen die hij gehad heeft , en uiteindelijk hoe hij wakker was geworden na het afbranden van de boerderij en het verdwijnen van zijn ouders. “Sindsdien reis ik rond.” Zegt Var. Ik wil graag meer weten over de Elven, en hoe magie werkt. Maar in de plaatsen waar ik tot nu ben geweest woonden geen elven en kon ik niets vinden dat me iets kon leren over het beheersen van magie.”
“Welnu, dat is daadwerkelijk een heel verhaal. Erg naar wat u is overkomen. Maar laat ik mijzelf eerst aan u voorstellen. Mijn naam is Urifir Glynric de derde, maar noemt u mij maar Rif. Ik zal proberen u te helpen met uw vragen maar ik ben momenteel erg druk en onderweg om een belangrijke zaak af te handelen. Ik begrijp maar al te goed hoeveel vragen u heeft nu de magie in u zich openbaart en ik wil u graag helpen.. Laat ik eerst vanavond in grote lijnen proberen al uw directe vragen te beantwoorden. Morgenvroeg reis ik verder, maar als u in de gelegenheid bent, wil ik u uitnodigingen om over drie tendays naar Waterdeep te komen.
Ik logeer daar in het huis van een vriend aan de Mhaer’s alley, vlak naast de Maelstroms Notch. Mochten ze het aan de poorten vragen zeg je dat je als gast komt voor Fredrick Burdall.
Vareon’s ogen worden groot, en zijn mond valt licht open van vreugde. “Oh, maar dat is fantastisch, duizend maal dank! Dat is buitengewoon aardig van u!!” brengt Var vol verwondering uit. “Noemt u me alstublieft Var”.
“Akkoord,” zei Rif, “ en zullen we dan gewoon je en jij zeggen? Dat vindt ik wel zo gemoedelijk”
“De gave om magie te kunnen beheersen is bijzonder, en moet zonder meer gekoesterd en gevoed worden met kennis.” Kennelijk heb jij tot nu toe niemand gehad die je hiermee heeft kunnen helpen, en tot je iemand anders kiest, sta ik tot je beschikking. Wellicht ben ik ook niet de juiste persoon om je te helpen. Kijk, magie is er in veel soorten en er zijn veel soorten van beoefenaars. Je hebt bijvoorbeeld magiërs, sorcerer's, warlocks, druïden, tovenaars en nog wat meer.
Je moet er eerst zien achter te komen welke vorm van magie de jouwe is. Maar laat ik je eerst wat over je erfelijke achtergrond vertellen..” Urifir en Vareon spreken verder de hele avond over Elfen stammen, steden, magie , en elke uitleg van Rif roept bij Var weer honderd andere vragen op.
Aan het eind van de avond, wanneer de meeste gasten van de al weg zijn, begint Dahla de stoelen op de tafels te zetten en de vloer te vegen. Zonder dat ze het hoeft te zeggen is het duidelijk dat het tijd wordt om de slaapkamers op te zoeken.
“Voor ik vertrek Var, geef ik je dit nog mee” Rif haalde een armband uit een buidel die aan zijn riem vast zat.” Ik raad je aan deze vanaf nu te dragen. Mocht het nodig zijn wordt er vanzelf duidelijk waarom maar anders leg ik je zijn werking later uit.”
“Rif, ik weet niet hoe ik je kan bedanken. Je hebt geen idee wat dit allemaal voor mij betekend…” “Geen dank Var, maar mocht er iemand zijn die jouw hulp nodig heeft, dan hoop ik dat je nu begrijpt wat de hulp van een vreemde voor iemand kan betekenen.”
“Tijd om te gaan slapen, en denk er aan me te bezoeken, over 3 tendays, in Waterdeep.
Comments